Terug/Home/Webwinkel ramsj.nl /Geschiedenis/Beste ouders, lieve Ine, ik schrijf dit uit La Courtine
Henk Povée
Beste ouders, lieve Ine, ik schrijf dit uit La Courtine
Het Nederlandse leger in Frankrijk 1959-1971
€ 19,90 Oorspronkelijke prijs was: € 19,90.€ 7,90Huidige prijs is: € 7,90.
ISBN: 9789068685039. Bindwijze: pap Taal: NL Uitgever: THOTH Auteur: Henk Povée Paginas: 111 Categorie: Geschiedenis.
Door gebrek aan grote oefenterreinen heeft de Nederlandse krijgsmacht in de jaren 1959 tot 1971 een aantal malen gebruik gemaakt van het Franse oefenterrein La Courtine op het Massif Central. In drie dagen heen en terug in oude DAF-vrachtwagens en vervolgens een onderkomen in uitgeleefde en verouderde gebouwen. Voor vele dienstplichtigen was deze trip hun eerste buitenlandse reis en de kennismaking met een andere cultuur.
Gerelateerde producten
geschiedenis
![](https://ramsj.nl/wp-content/uploads/2024/02/9789045035987-247x370.jpg)
Thomas Vaessens
De Daf van mijn vader
In 'De Daf van mijn vader' vertelt Thomas Vaessens een verhaal over het naoorlogse Nederland aan de hand van de Daf. De introductie ervan, in 1958, was een duizelingwekkende prestatie. Vanuit het niets, in een land zonder noemenswaardige industriële traditie, was er opeens dat Nederlandse autootje met het 'pientere pookje'. Een wonder van techniek en vindingrijkheid. Betaalbaar, bovendien. Een auto voor iedereen! De Daf is de Nederlandse variant van de iconische 2CV. Maar waren we er trots op? Nou nee. Een 'truttenschudder', zo werd de auto spottend genoemd. Het merendeel van de nog rijdende exemplaren is in de jaren tachtig aan gort gereden in de achteruitrijraces van de TROS. Thomas Vaessens werpt nieuwe perspectieven op de zo vaak geïdealiseerde 'sixties'. Het is het verhaal van Nederlandse ondernemingszin, van de gewone man die zich opeens een auto kon veroorloven, van de mijnwerker die verdween uit Limburg en vervangen werd door fabrieksarbeiders uit Marokko. Het verhaal ook van de onderwijzerszoon uit Maastricht die in de Daf van zijn vader het provinciale milieu van zijn jeugd dacht te ontvluchten. Atlas Contactpap - 272 blz
geschiedenis
![](https://ramsj.nl/wp-content/uploads/2020/12/9789056153564-247x367.jpg)
K. de Jong Ozn.
Gods eer zij ‘t merk van al uw werk
'De Geschiedenis van het Friesch Dagblad' kan worden omschreven als de biografie van een krant (verschijnend sinds 1903). In dit tweede deel wordt de periode 1935-1971 behandeld: de tijd van de economische crisis van de jaren dertig en het leiderschap van Colijn, de Tweede Wereldoorlog en de onderduik van het Friesch Dagblad, het verlies van 'ons Indië', de Nieuw-Guinea kwestie en de grote maatschappelijke omwenteling van de jaren zestig. Het is de tijd waarin Hendrik Algra – antirevolutionair in hart en nieren, lid van de Eerste Kamer en schrijver van vele boeken – de markante hoofdredacteur van het Friesch Dagblad is en zijn stempel op de krant drukt. Net als het voorafgaande deel biedt Deel II een boeiend verhaal over een veranderende wereld, gezien door de ogen van Friese gereformeerden en antirevolutionairen. Bijzondere aandacht is er voor de gebeurtenissen in Friesland en de parlementaire geschiedenis van Nederland. K. de Jong Ozn. (Drachten 1926-Sneek 2011) studeerde Geschiedenis en Nederlands aan de Vrije Universiteit. Hij was achtereenvolgens leraar in Dokkum, rector in Goes en Amersfoort, staatssecretaris van onderwijs (kabinetten Den Uyl en Van Agt 1) en voorzitter van de Unie voor Christelijk Onderwijs. Hij was tien jaar columnist van Het Buitenhof en de Haagsche Courant en schreef lange tijd voor het Centraal Weekblad en het Friesch Dagblad over politiek, onderwijs en literatuur. Hij publiceerde een aantal dichtbundels, een bundel novellen alsook een boek over de geschiedenis van de Unie voor Christelijk Onderwijs (Een verhaal dat verder gaat, 1999). In 2003 verscheen het eerste deel van zijn geschiedenis van het Friesch Dagblad onder de titel Zij zullen het niet hebben. Bornmeergeb - 509 blz
geschiedenis
![](https://ramsj.nl/wp-content/uploads/2024/02/9789065543325-247x320.jpg)
J.D.F. van Halsema
Dit eene brein
Van Halsema's intertekstuele benadering van poëzie is volstrekt uniek in Nederland. In 'Dit eene brein' handelt het om het werk en het dichterschap van Jan Hendrik Leopold. Van Halsema laat de historische, literaire en filosofische context steeds meeklinken in zijn beschouwingen over de totstandkoming en de aard van Leopolds poëzie. Hij maakt bovendien het overvloedige poëtische materiaal bruikbaar voor een historisch-literaire analyse van Leopolds dichterschap en leven. In de zuivere analyse en tegelijk in de vervlochtenheid van deze benaderingen ligt de grote kracht. Vier studies over de bronnen en hun verwerking in een aantal gedichten nemen een belangrijke plaats in: 'Cheops', 'Kinderpartij', en 'Van wijn één druppel', lange gedichten uit een periode waarin Leopold zich intens verdiepte in de grote filosofen uit de geschiedenis, èn de cyclus 'Morgen', een reeks gedichten uit de tijd dat Leopold in zijn poëzie sterk reageerde op de literaire actualiteit, steeds blijkt er sprake te zijn van een zeer complexe intertekstualiteit. Bijvoorbeeld niet alleen de Griekse Stoa was bron voor 'Van wijn één druppel', maar tenminste evenzeer de verwerking en interpretatie van de stoïsche leer bij latere filosofen als Hume en Leibniz. En daar komt de filosofie uit Leopolds eigen tijd bij. Een methodische beschouwing over de waarde van bronnenonderzoek voor de interpretatie van Leopolds gedichten geeft het essay 'Echt nodig is het nu ook weer niet'. In 'En boven alles uitgetogen' onderzoekt de auteur de relatie van Leopold tot de filosofie en de religie, zoals die zichtbaar is in zijn poëzie en biedt hij een overzicht van de geestelijke ontwikkeling van de dichter. De proeve van een toekomstige biografie van Leopold schetst Van Halsema in 'De man en de masque', geïllustreerd met een aantal intrigerende voorbeelden van Leopolds leven en werk in Rotterdam. 'Dit eene brein' vindt een hoogtepunt in 'Nu ik na jaren haar weer toespreek', over de formatie van een gestorven geliefde in Leopolds vroege poëzie. Historische Uitgeverijgeb - 338 blz
geschiedenis
![](https://ramsj.nl/wp-content/uploads/2023/05/9789462492752-247x397.jpg)
Anne Leussink
Op reis met pen en penseel
In 1863 begon de Dordtse kunstenaar Frans Lebret, samen met zijn broer Jan Hendrik, aan een reis naar Java. Het doel hiervan was een bezoek aan hun broer Gerrit, suikerfabrikant te Pasuruan op Oost-Java. De broers Lebret ondernamen deze reis als toeristen. Ze reisden per trein naar Marseille, vervolgens met de Franse maildienst vanuit Marseille naar Alexandrië en via de zogenoemde Overland route per trein naar Suez. Van daar gingen de broers per schip via Singapore naar Batavia. Het verblijf bij Gerrit op Kedawung werd door Frans en Jan Hendrik benut om diverse tochten in de omgeving van Pasuruan te maken. Alvorens terug te gaan naar Nederland maakten de Dordtse broers in gezelschap van Gerrit en diens vrouw een rondreis van drie weken over Java, om ?alzoo een geheel overzigt van Java te hebben?. Na vijf maanden van huis geweest te zijn, kwamen ze weer aan in Dordrecht. Frans Lebret hield een reisdagboek bij van deze onderneming. Op levendige wijze deed hij verslag over de dagelijkse beslommeringen aan boord en de diverse avonturen onderweg. Daarnaast legde Frans in meer dan honderd tekeningen, aquarellen en schetsen de voor hem onbekende wereld vast. Het reisverslag en de tekeningen worden door de Linschoten-Vereeniging voor het eerst integraal gepubliceerd. Een uniek exponent van een in de negentiende eeuw snel in populariteit toenemend fenomeen: het toerisme. Deel 116 uit de reeks Werken van de Linschoten-Vereeniging. Walburg Persgeb - 544 blz