Hans Visser beschrijft zijn leven als een zoektocht waarbij hij theologen, filosofen, kunstenaars en romanschrijvers als gidsen beschouwt. Hij vertelt hoe hij zich ontwikkelde van een jongen uit een traditioneel protestants milieu – met opmerkelijk vroege domineesambities – tot zijn huidige positie als ‘buitenkerkelijk gelovige’. Daarbij maakt hij zoveel mogelijk gebruik van authentieke bronnen, zoals dagboeken en preken.