Terug/Home/Webwinkel ramsj.nl /Geschiedenis/Kind aan de ketting
Aspha Bijnaar
Kind aan de ketting
opgroeien in slavernij toen en nu
€ 26,50 Oorspronkelijke prijs was: € 26,50.€ 9,90Huidige prijs is: € 9,90.
ISBN: 9789460220616. Bindwijze: ing Taal: NL Uitgever: KIT Auteur: Aspha Bijnaar Paginas: 215 Categorie: Geschiedenis.
In Suriname en op de Nederlandse Antillen en Aruba hebben tot 1863 honderdduizenden slaven gewerkt op suiker-, koffie- en katoenplantages, in zoutpannen en in de huishouding. Daar waren ook kinderen bij, veel meer dan tot voor kort werd aangenomen. In de eerste delen van het boek ‘Kind aan de ketting’ gaan onderzoekers in op de omstandigheden waaronder deze kinderen opgroeiden. In het laatste deel van deze publicatie gaan onderzoekers in op de huidige vormen van (gedwongen) kinderarbeid.
Gerelateerde producten
geschiedenis
Anne Leussink
Op reis met pen en penseel
In 1863 begon de Dordtse kunstenaar Frans Lebret, samen met zijn broer Jan Hendrik, aan een reis naar Java. Het doel hiervan was een bezoek aan hun broer Gerrit, suikerfabrikant te Pasuruan op Oost-Java. De broers Lebret ondernamen deze reis als toeristen. Ze reisden per trein naar Marseille, vervolgens met de Franse maildienst vanuit Marseille naar Alexandrië en via de zogenoemde Overland route per trein naar Suez. Van daar gingen de broers per schip via Singapore naar Batavia. Het verblijf bij Gerrit op Kedawung werd door Frans en Jan Hendrik benut om diverse tochten in de omgeving van Pasuruan te maken. Alvorens terug te gaan naar Nederland maakten de Dordtse broers in gezelschap van Gerrit en diens vrouw een rondreis van drie weken over Java, om ?alzoo een geheel overzigt van Java te hebben?. Na vijf maanden van huis geweest te zijn, kwamen ze weer aan in Dordrecht. Frans Lebret hield een reisdagboek bij van deze onderneming. Op levendige wijze deed hij verslag over de dagelijkse beslommeringen aan boord en de diverse avonturen onderweg. Daarnaast legde Frans in meer dan honderd tekeningen, aquarellen en schetsen de voor hem onbekende wereld vast. Het reisverslag en de tekeningen worden door de Linschoten-Vereeniging voor het eerst integraal gepubliceerd. Een uniek exponent van een in de negentiende eeuw snel in populariteit toenemend fenomeen: het toerisme. Deel 116 uit de reeks Werken van de Linschoten-Vereeniging. Walburg Persgeb - 544 blz
geschiedenis
Francois Valentyn
Beschrijving van Oost-Indiën set
Dominee François Valentijn, was een onvermoeibaar verzamelaar. ‘Beschrijvingen van Oost-Indiën’ behandelt de activiteiten van de Nederlanders op Java, Sumatra, de Molukken, Banda, Timor, Celebes en Bali, maar ook in China, Cambodja en Siam, India, Ceylon, Perzië en elders. Zijn gegevens haalde hij (in een tijd waarin de Compagnie nog alles geheim hield) uit alle mondelinge en schriftelijke bronnen die hij maar te pakken kon krijgen. Oud en Nieuw Oost-Indiën is daardoor werkelijk een schatkamer van de VOC-geschiedenis geworden. Het zijn een serie boeken voor wie van grasduinen houdt. Dat moet ook wel, want erg systematisch ging Valentijn niet te werk. Sumatra staat tussen Malacca en Ceylon, Celebes is te vinden in deel 1 maar ook in deel 3, Indochina staat tussen Bali en Java. Valentijns eigen zeereis terug naar Nederland staat niet aan het eind van deel 5, maar in deel 4. Maar dit gebrek aan logica is tegelijk de reden voor Valentijns onsterfelijkheid. 'Beschrijvingen van Oost-Indiën' is niet een boek waarin alleen feiten worden vermeld die in de kraam van de schrijver te pas komen. Valentijn vertelt alle verhalen die hem ter ore zijn gekomen of waar hij beslag op heeft weten te leggen. Dat maakt dit werk ontzaglijk veelzijdig en rijk. Het bevat talloze prenten, op groot formaat, soms uitslaande dubbele platen of zelfs vierdubbele, en vele kaarten. De vijf delen verschijnen in acht delen. Set deel 1 t/m 5.geschiedenis
K. de Jong Ozn.
Gods eer zij ‘t merk van al uw werk
'De Geschiedenis van het Friesch Dagblad' kan worden omschreven als de biografie van een krant (verschijnend sinds 1903). In dit tweede deel wordt de periode 1935-1971 behandeld: de tijd van de economische crisis van de jaren dertig en het leiderschap van Colijn, de Tweede Wereldoorlog en de onderduik van het Friesch Dagblad, het verlies van 'ons Indië', de Nieuw-Guinea kwestie en de grote maatschappelijke omwenteling van de jaren zestig. Het is de tijd waarin Hendrik Algra – antirevolutionair in hart en nieren, lid van de Eerste Kamer en schrijver van vele boeken – de markante hoofdredacteur van het Friesch Dagblad is en zijn stempel op de krant drukt. Net als het voorafgaande deel biedt Deel II een boeiend verhaal over een veranderende wereld, gezien door de ogen van Friese gereformeerden en antirevolutionairen. Bijzondere aandacht is er voor de gebeurtenissen in Friesland en de parlementaire geschiedenis van Nederland. K. de Jong Ozn. (Drachten 1926-Sneek 2011) studeerde Geschiedenis en Nederlands aan de Vrije Universiteit. Hij was achtereenvolgens leraar in Dokkum, rector in Goes en Amersfoort, staatssecretaris van onderwijs (kabinetten Den Uyl en Van Agt 1) en voorzitter van de Unie voor Christelijk Onderwijs. Hij was tien jaar columnist van Het Buitenhof en de Haagsche Courant en schreef lange tijd voor het Centraal Weekblad en het Friesch Dagblad over politiek, onderwijs en literatuur. Hij publiceerde een aantal dichtbundels, een bundel novellen alsook een boek over de geschiedenis van de Unie voor Christelijk Onderwijs (Een verhaal dat verder gaat, 1999). In 2003 verscheen het eerste deel van zijn geschiedenis van het Friesch Dagblad onder de titel Zij zullen het niet hebben. Bornmeergeb - 509 blz
geschiedenis
Sporen in de modder
Als in november 1918 de wapenstilstand ingaat, blijkt dat het buurtspoorwegennetwerk aan beide zijden van het front zeer sterk is uitgebreid. Hier en daar blijven nog stille getuigen van die bovenmenselijke transportinspanning voor het vervoer van troepen en van bepaalde bevoorradingsmiddelen die met de tram of buurtspoorwegen zijn aangevoerd. De tram speelt in de hoofden van de militairen vóór 1914 nauwelijks een rol. Bij de mobilisatie en vooral bij de aftocht naar de versterkte vesting Antwerpen wordt er zorg gedragen voor het verbinden van de verschillende netten en wordt er zo goed als mogelijk rollend materieel uit de handen van de invaller gehouden. Als het Belgische leger begin oktober 1914 terugplooit op Oostende en nadien de stelling achter de IJzer inneemt, speelt de tram een zeer belangrijke rol voor de afvoer van troepen die zich terugtrekken voor de Duitsers. Vrij snel rijpt in de hoofden van de militairen, zowel als de trammaatschappijen dat er werk aan de winkel is. 'Sporen in de modder' vertelt het verhaal van de tram in oorlogstijd. Van de spoorwegen is bekend dat ze tijdens de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol hebben gespeeld in de bevoorrading van het front. Veel minder bekend is dat ook een relatief bescheiden transportmiddel als de trams een groot deel van de bevoorrading en de troepentransport voor zijn rekening nam. Dat had niet alleen te maken met de aanwezigheid van een uitgebreid tramnetwerk in België. Door de aanhoudende bombardementen was het wegennet soms zo grondig verwoest dat terugvallen op trams en smalspoor de enige werkbare oplossing bleek. 'Sporen in de modder' vult een lacune in de kennis van de spoorweggeschiedenis en beperkt zich daarbij niet tot droge feiten en cijfers, maar brengt ook de lotgevallen van trambestuurders en hun passagiers onder de aandacht. Een onmisbaar werk voor iedereen die geïnteresseerd is in militaire geschiedenis. Snoeckgeb - 120 blz