Terug/Home/Webwinkel ramsj.nl /Geschiedenis/Mensen van goede wil
Toen Pax Christi in 1998 haar vijftigjarig jubileum vierde, was de stemming bedrukt: de beweging leek over haar hoogtepunt heen te zijn. Dat lag volgens velen in de jaren ’80, toen de katholieke vredesbeweging Pax Christi er samen met het Interkerkelijk Vredesberaad in was geslaagd een grootschalige actie tegen de plaatsing van kruisraketten in Nederland op touw te zetten en daar honderdduizenden Nederlanders bij te betrekken. In ‘Mensen van goede wil’ plaatst historicus Maarten van den Bos de geschiedenis van Pax Christi in een bredere context. Hij laat zien hoe Pax Christi na een moeizame start al snel een vooraanstaande positie verwierf binnen katholiek Nederland, dat zelf ook volop in beweging was. Hierop volgde de succesvolle mobilisatie van een brede achterban in de jaren ’80, maar ook de teleurstelling in de jaren ’90 over het uitblijven van nieuwe successen en een grondige heroriëntatie op haar eigen identiteit en op haar dagelijks werk in het nieuwe millennium. ‘Mensen van goede wil’ is niet alleen een geschiedenis van de Nederlandse kerkelijke vredesbeweging, het laat ook zien in hoeverre religie en politiek in naoorlogs Nederland nog altijd met elkaar verstrengeld waren.
Gerelateerde producten
geschiedenis

Klaas van Berkel
Een en al illusies
De mens bouwt zijn bestaan op illusies. Maatschappelijk succes, wetenschappelijke kennis, vriendschap, een gemeenschap waar we bij horen, onze identiteit – vroeg of laat komen we erachter dat we ons een voorstelling hebben gemaakt van iets wat niet bestaat. En als we het niet zelf ontdekken, komt er wel een historicus die aantoont dat alles maar een illusie was. Klaas van Berkel is zo’n historicus. Gedurende zijn loopbaan heeft hij menigmaal zulke ‘ontdekkingen’ gedaan en in deze bundel zijn tien essays van zijn hand verzameld die rond deze thematiek cirkelen. Over een natuurfilosoof die dacht dat hij bevriend was met René Descartes, maar merkt dat die vriendschap niets waard is als de Fransman niet wil erkennen iets van anderen te hebben overgenomen; een zeventiende-eeuwse vernufteling die denkt dat hij in Rome iets tot stand kan brengen waartoe de Italianen zelf niet in staat zijn; een achttiende-eeuwse filosoof die waarschuwt tegen de zoektocht naar het onbekende Zuidland; een twintigste-eeuwse socioloog die de werkelijkheid achter de verschijnselen wil weergeven maar moet ervaren dat dat niet kan. Maar steeds blijft de vraag: als onze wereld op illusies berust, hoe komt het dan dat we op basis daarvan toch iets van beschaving hebben opgebouwd?geschiedenis

D.J. van de Kaa
De leden van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
Vanaf de oprichting van de Akademie van Wetenschappen in 1808 tot 1 januari 2008 kregen 2820 beoefenaren van de wetenschap of de schone kunsten het bericht dat hun verdiensten erkenning hadden gevonden door een benoeming in dit geleerd genootschap. Of dat bericht nu per trekschuit, koerier te paard, postkoets, (brom)fiets, vliegtuig, telefoon, of e-mail werd overgebracht, het zal veruit de meeste ontvangers met trots en blijdschap hebben vervuld. Wie waren de geleerden, en eerder ook kunstenaars, wie de eer van een benoeming in dit prestigieuze gezelschap ten deel is gevallen? In dit boek zijn alle namen van leden, zowel de Nederlanders als de buitenlanders terug te vinden, met vermelding van datum en categorie van benoeming en vakgebied. Cultuurhistorisch belangwekkende informatie. Voor talrijke families en personen zal het, bovendien, informatief en verhelderend zijn te weten wie er naast hun eigen verwant of bekende nog meer samen met Ludwig van Beethoven, Albert Einstein, Johan Huizinga, Piet Lieftinck, Heike Kamerlingh Onnes, Max Planck, Ary Scheffer, en Jan Tinbergen in de ledenlijst voorkomen. Kern van het boek vormt een, demografisch getinte, analyse van het ledenbestand van de Koninklijke Akademie. Nagegaan wordt hoe de omvang van het bestand in de loop van twee eeuwen varieerde, welke categorieën leden werden onderscheiden, waar ze geboren waren, wat hun gemiddelde leeftijd bij benoeming en overlijden was, waar ze woonden, en waar ze stierven. Ook hun gemiddelde levensverwachting op 50-jarige leeftijd is berekend en is, omdat het overwegend mannen waren, vergeleken met de manlijke bevolking van Nederland als geheel. Ingegaan wordt bovendien op het vergrijzingsaspect dat voor zoveel verenigingen en organisaties een probleem lijkt te vormen. Daartoe worden de effecten van verschillende rekruteringsstrategieën met elkaar vergeleken. Het boek is instructief voor hen die enige tijd de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor een vereniging of genootschap dragen. De bevindingen zijn ook relevant voor de in de samenleving fel gevoerde discussie over de vraag: Hoe lang mogen en kunnen verschillende groepen mensen maatschappelijk actief zijn en, wellicht ook, dienen ze arbeid productief te blijven? Binnen de Akademie kan de studie bijdragen tot het telkens opnieuw actuele onderwerp: Hoe het genootschap, als het voornaamste adviesorgaan van de regering over wetenschappelijke aangelegenheden, het best geïnformeerd, internationaal georiënteerd en gezaghebbend te houden?geschiedenis

Herman Hülsmann
Mijn reis naar Indië 1928-1929
In dit dagboek neemt Hermann Hülsmann ons mee op reis naar het toen nog verre Nederlands-Indië. Hülsmann was samen met drie andere studenten uitgenodigd door de Vereeniging Jan Pieterszoon Coen, die met groepsreizen de deelnemers wilde interesseren voor topfuncties in Indië. Er moest dan wel een verslag worden geschreven over enkele projecten die onderweg werden bezocht. Hermann Hülsmann beperkte zich niet tot de beschrijving van 'enkele projecten'. Hij zette zo veel mogelijk waarnemingen op papier. En hij maakte er foto's bij. Het resultaat is een levendig en vaak humoristisch geschreven verslag van een tijdsbeeld. Het dagboek begint met de avontuurlijke heenreis met de boot door het Suezkanaal. In Indië bezoekt hij bekende trekpleisters, die toen nog niet zo toeristisch waren als nu. En hij schrijft uitgebreid over het dagelijks leven en werken in die tijd. 'Mijn reis naar Indië' bevat veel bijzondere wetenswaardigheden, onder andere over de toenmalige stand van de techniek. Hermann eindigt zijn bezoek met een reis door Atjeh met de zogenaamde Atjeh Tram (opgeheven in 1962). In dit deel van het dagboek beschrijft hij onder andere de wegenbouwprojecten in dit toen nog onontgonnen gebied. Voor Hermann Hülsmann (1902-1983) bleef dit de reis van zijn leven. Uiteindelijk is hij niet naar Indië gegaan om daar een leidende functie te gaan vervullen. In plaats daarvan koos hij voor een carrière bij de rechterlijke macht in Nederland. En niet zonder succes: hij nam afscheid van zijn werkzame leven als Raadsheer van de Hoge Raad der Nederlanden.geschiedenis
